De consumptiemaatschappij waar wij westerlingen in leven, eist zijn tol voor de mensen in Azië. Een voorbeeld is Hong Kong dat – vooralsnog onafhankelijk van China – door de afspraken met het Verenigd Koningrijk in 1997 (bron) – mensen in erbarmelijke omstandigheden laat leven in zogeheten “coffin cubicles” of “cage homes”. Dit gevolg wordt onder andere veroorzaakt doordat Hong Kong geen belasting heft op de grond en de geproduceerde goederen in huizen en fabrieken.
Anders dan China
Dit roept bij mij de vraag op: waar zijn wij westerlingen mee bezig? Willen wij Hong Kong, of in het bijzonder, de economische Aziatische subcultuur, waarin het produceren van producten het enige levensdoel is, ontstaan door de westerse verleiding om materiële rijkdom, nog wel steunen? Zijn de producten die wij hier bestellen, niet onder te slecht toezicht geproduceerd? En vinden wij het goed dat de Aziatische mensenrechten worden geschonden? Duurzaamheid, dat is een onderwerp waar Hong Kong zich voor mag gaan inzetten. Dat onderwerp staat los van de prijs die we hier betalen, want de gemiddelde verkoopprijs gaat meerdere malen over de kop. Dan maar wat minder winst voor Alibaba; het verkoopplatform waar de meeste transacties worden verricht. De betaalprovider waarmee deze transacties worden afgehandeld, genaamd Alipay, maakte in 2018 ruim een miljard winst (bron: quote.nl) over de rug van hardwerkende Aziaten.
Veranderen, dat doe ik niet. En dat doet geen van ons zolang Hong Kong niet economisch benadeeld wordt om haar gedrag; alleen dan zal het verandering teweeg brengen als je het mij vraagt. Japan heeft laten zien dat het kan: het land dat tot de jaren ’60 aan massaproductie deed, excelleerde dertig jaar later in de kwaliteit van haar producten en dat leidde tot financiële welvaart, rijkdom en toonaangevende producten (met Sony en Toyota als bekende voorbeelden).